Setting bepaalt reinigingskwaliteit
Niet alleen de waterkwaliteit of de kracht van detergenten, maar ook het wastoestel, de sproeiarmen, het soort instrument en de toestelbelading: allemaal aspecten die de effectiviteit van de reiniging en desinfectie beïnvloeden. Zeker complexe instrumenten, zoals flexibele scopes verdienen hierbij aandacht.
Flexibele scopes, complexe reiniging
Daarbij moet het detergent en het water (zonder te sterk krachtverlies) de volledige endoscoop binnenin schoonmaken, van begin tot einde. Door de kleine diameter van het lumen is dit echter een moeilijke taak. Hoewel de meest recente toestellen goed presteren, controleren de meeste CSA’s hoe dan ook achteraf. Ze spoelen de scope na reiniging met fysiologisch water, vangen het op en sturen het naar het labo ter controle na incubatie.
Die incubatietijd is nu net het grote pijnpunt, waardoor het wachten is om de instrumenten vrij te geven en opnieuw te gebruiken. Met een proteïne tester wordt onmiddellijk resultaat geboekt en is de doorstroomtijd van de scopes aanzienlijk korter. Proteïne-residu’s zijn een goede indicator voor bloedresidu’s en dus ook een onnauwkeurige reiniging, conform ISO EN 15883.
Proteïne residu als maatstaf
Deze manier van testen kan zowel door onderdompeling als met swabs (staafjes). Men dompelt de swab of de tip van het instrument zelf onder in een speciaal reagens. Deze vloeistof verandert van kleur als het proteïne residu’s detecteert, vaak lichter of donkerder afhankelijk van de hoeveelheid. Doordat er swabs zijn in allerlei lengtes en diameters, kan de CSA-medewerker elk type endoscoop over de volledige lengte controleren.
Naast proteïne testers bestaan er natuurlijk nog andere controlevarianten, met elk voor- en tegenstanders. Het spreekt voor zich dat een periodieke controle van de waskwaliteit op het instrumentarium op zich een absolute noodzaak is.
Meer te weten komen over proteïne testers? Klik hier